Winter. Sommige mensen genieten van dit jaargetijde. Ze koesteren deze koude, donkere periode en compenseren de korte dagen met warme dranken, zachte fleeces en een eindeloze reeks tijdverdrijvende tv-programma’s. De Lucky Basterds.
Zelf lijd ik aan de winterblues. De deprimerende periode tussen de artificiële (maar troostende) warmte van de eindejaarsperiode en de hoopgevende eerste tekenen van de lente (zo halverwege maart) duurt in mijn beleving eindeloos lang. Het is alsof je na een lange werkdag staat te wachten op een trein met een onbepaalde vertraging terwijl je dringend naar het toilet moet. Je weet dat de trein eraan komt en je weet dat die zal komen en terug vertrekken net op het moment dat je de wc opzoekt. Dus blijf je maar staan op dat donkere perron terwijl elke minuut – elke seconde – voelt als een marteling – speciaal voor jou ontwikkeld, met de persoonlijke groeten van de traag tikkende stationsklok.
Dat ik hierin niet de enige ben is een schrale troost. Je kan de blues delen maar hey: de blues blijft de blues. De winter en ik zullen nooit warme minnaars worden.
Gelukkig zijn er remedies. Mijn methode is simpel, getest en goedgekeurd: vervang de koude door warmte; met andere woorden: zoek de zon op. En dat is precies wat ik deze winter voor de -tigste keer opnieuw doe: ik reis naar Zuidoost-Azië, voor een week of zes-zeven.
Het is een simpele remedie maar er zijn natuurlijk een aantal praktische implicaties. De drie belangrijkste mogelijke hinderpalen: de relationele, de professionele en de financiële. Ik heb het geluk een begrijpende partner te hebben, soms reist ze een paar weken mee, soms blijft ze thuis. Voor ons werkt dat, meer nog: het geeft onze relatie telkens weer een nieuwe boost. Op professioneel vlak koppel ik een paar weken betaalde vakantie aan een maand onbetaald verlof, en ik besef dat ik geluk heb dat mijn werkgever dat accepteert. Het financiële luik is wat moeilijker. Naast mijn extra premies spaar ik maandelijks een bedragje en daarmee lukt het. Net. Verder ben ik geen type dat spaart ‘voor later’, ik spaar voor ‘het nu’. Het kostenplaatje is ook bepalend voor de regio waar ik heen reis. Zuidoost-Azië is de enige regio waar je onze winter voor een relatief beperkt budget kan omruilen tegen zomerse dagen. In deze blog zal ik daarom vooral verwijzen naar betaalbare adresjes voor accommodatie, voedsel en ontspanning. Ik verkies een lange budgetvriendelijke trip boven een korte luxueuze.
Op naar Thailand, Indonesië en Singapore.
Maar goed, laat ons reizen! Laat me je meenemen op een trip langs een paar minder bekende maar erg leuke bestemmingen in Thailand en Indonesië. En o ja: ook Singapore passeert de revue.
Maar eerst moet er gevlogen worden en deze keer gebruik ik, voor het eerst, SWISS. Wanneer ik aan Zwitserland denk poppen spontaan drie woorden bij me op: bergen, degelijkheid en stiptheid. Over die bergen kan niemand twijfelen, niets is zo degelijk als een Zwitsers zakmes en wat precisie betreft kan weinig tippen aan een horloge van Zwitserse makelij. Bij het boeken was ik er dus gerust in, de prijs van het ticket viel mee, in totaal minder dan €700 voor de heen- en terugvlucht (Brussel-Zurich-Bangkok en Singapore-Zurich-Brussel). De overstaptijden zijn kort én de intercontinentale trips zijn nachtvluchten, wat dan weer goed is voor het beperken van de jetlag.
De laatste maal dat ik de luchthaven in Brussel aandeed was in februari vorig jaar, een maand voor de bloedige aanslagen. De veiligheidsmaatregelen zijn verscherpt, dat merk ik meteen nadat ik van de trein stap. Bij het verlaten van het station moet meteen alles en iedereen door scanners. Ondanks de bijkomende controles verloopt alles verrassend vlot, meer nog: het doorlopen van alle verschillende formaliteiten ging nog nooit zo snel, op minder dan een half uur ben ik van de trein in de departure zone. Tijd zat om nog een laatste keer te genieten van een heerlijke (en veel te duur geprijsde) Belgische Duvel. Het is zo’n relax moment waarbij je denkt dat het meest stresserende gedeelte van de reis er al op zit. Helaas is er niet veel nodig om je uit die illusie te doen ontwaken. De aankondiging dat de vlucht naar Zurich vertraging heeft zorgt meteen voor de nodige nervositeit. Tussen de voorziene tijd van aankomst en het boarden van de aansluitende vlucht naar Bangkok zitten amper 50 minuten en het vliegtuig vertrekt met ruim een half uur vertraging. Wanneer blijkt dat de verplaatsing tussen de landingsgate en de vertrekgate 20 minuten bedraagt weet ik dat het krap wordt. Wat snelwandelen en poging tot lopen zorgen ervoor dat ik net op tijd ben voor het boarden en maken me ook duidelijk dat ik dringend terug aan mijn conditie moet werken.
De Boeing 777-300 van SWISS is een vrij nieuw toestel en het biedt op het eerste zicht alles wat je verlangt tijdens een lange afstandsvlucht: moderne inrichting, persoonlijk scherm met voldoende entertainment, correcte bediening, aanvaardbare catering. Bij het zitten merk ik echter dat hét belangrijkste ontbreekt: voldoende beenruimte. Ik meet 1m83 en dan telt elke cm tussen jouw zetel en die voor je. De passagier naast me vergroot het ongemak, het gaat om een vrij zware Duitser die net iets meer nodig heeft dan de normale breedte van een vliegtuigzetel. (En ook de standaardbreedte van een zetel bij SWISS is aan de krappe kant.) Gelukkig is de man in kwestie joviaal genoeg om een praatje mee te slaan. Ik mag hem ‘Lucky’ noemen, zijn echte naam doet er niet toe zegt hij. Het is zijn derde trip in evenveel jaar naar Thailand en hij heeft zich sinds zijn echtscheiding (ra-ra-ra) ook drie jaar terug (…) nog nooit zo goed gevoeld. Hij gaat er om te detoxen (1 week) en te relaxen (ook 1 week), in Pattaya… Sinds hij dat doet voelt hij zich tien jaar jonger. ‘Raad eens hoe oud ik ben’ vraagt hij glunderend, hengelend naar een complimentje. Ik schat hem eind de vijftig maar ik gun hem wel zijn pleziertje. ‘Eenenvijftig’ zeg ik. Het blijkt te kloppen, waarna het gesprek een beetje stilvalt…
Na het avondeten, op het moment dat ik besluit een poging tot slapen te ondernemen, ontstaat er paniek een paar stoelen voor mij. Een oudere man ligt bewusteloos in zijn zetel en zijn vrouw gilt in paniek het hele vliegtuigcompartiment bijeen. Het verzamelde personeel slaagt er niet in om de man bij bewustzijn te krijgen en al gauw klinkt door de intercom een dringende oproep om ‘medisch getrainde passagiers’. Ik zit aan het staartgedeelte van het vliegtuig en ik zie hoe men de man, lijkbleek en zonder teken van leven, naar achter draagt. Gevolgd door mensen met eerste hulp dozen en een toestel waarvan ik vermoed dat het een defibrillator is. ‘Hopelijk komt het goed’ is mijn eerste gedachte, onmiddellijk gevolgd door ‘hopelijk moeten we geen noodlanding maken’, we vliegen op dat moment ergens boven Afghanistan.
Het blijkt gelukkig nogal mee te vallen want wanneer ik een paar uur later wakker word zit de man terug op zijn plaats.
Acclimatiseren in Bangkok.
Bangkok! We landen keurig op tijd, om 10u30 plaatselijke tijd (het is er zes uur later dan in West-Europa).
Er zijn verschillende manieren om vanaf de luchthaven naar de stad te reizen, maar na een lange vlucht is een taxi het meest comfortabele vervoersmiddel. De trip naar de buurt waar ik verblijf kost je ongeveer 500 Baht (€14) en duurt – buiten de spitsuren – gemiddeld een uur. Ik verblijf in het guesthouse New Siam 1, mijn favoriete stek in Bangkok. Een kamer met eigen badkamer en airco heb je er voor minder dan €20 en het kan nog goedkoper als je tevreden bent met de douches op de gang. Het bevindt zich in een prettige buurt, gelegen tussen de drukke Khao San Road buurt en de rivier die Bangkok doorkruist. Het restaurantgedeelte ligt aan een – relatief – rustig straatje omdat hier enkel taxi’s, tuk-tuks, brommers en voertuigen voor levering in mogen.
Ik verblijf er twee nachten, met als belangrijkste doel te acclimatiseren.
Ik ken de stad intussen goed genoeg maar als je hier voor de eerste keer bent kan ik je bijvoorbeeld volgende zaken aanraden: het koninklijk paleis en de aanpalende tempels, de publieke boten op de rivier (een snelle, goedkope en verfrissende manier van transport), de skytrain, eventueel de weekendmarket, de shoppingcenters en Chinatown.

Chao Phraya Tourist Boat: een snelle, goedkope en verfrissende manier van transport.
Waag je ook zeker eens aan een massage (misschien een schouder-nek-rug behandeling i.p.v. meteen de traditionele – heavy – Thai-massage) en waarom eens geen pedicure. Hier schuin over de deur levert ‘Nancy’ prima werk tegen een erg betaalbare prijs. Gratis chillen kan vlakbij aan het parkje van het rivierfort Phra Sumen. Daar aan de overkant vind je trouwens aan aantal erg coole en trendy winkeltjes, koffiehuizen en eetgelegenheden. Van het fort kan je langs de rivier een heel eind wandelen, het is er frisser dan in de rest van de stad. Je loopt dan ook langs het terras van het Navalai River Resort, als je bereid bent om wat meer uit te geven voor een drankje is dit een ideale plek.
In deze (‘mijn’) buurt zijn volop plaatsen om te eten en te drinken, vanaf de middag duiken er ook allerhande straatwinkeltjes op, ideaal om wat fake merkkledij te kopen. Flink afbieden is de boodschap. Als je er ’s avonds graag op uit trekt en je bent niet bang van stevig feestgedruis dan kan je naar Khao San Road (op 500 meter stappen) maar laat me je een tip geven: probeer eens een paar adresjes net hier om de hoek, op de Phra Athit Road. Deze plaatsen zijn vooral populair bij de betere middenklasse van Bangkok en je ontsnapt er aan het opgefokte toeristen gedoe. Een heerlijke plaats is bijvoorbeeld Jazz Happens, een kleine zaak waar eersteklas muzikanten iedere avond gratis (nou ja: er is een tip box) spelen.
Spannende vlucht met Nok Air naar Ranong.
Op dag drie van mijn trip vlieg ik naar Ranong, een provinciestad aan de Thaise kust, aan de grens met Myanmar. Je kan Ranong ook bereiken via een nachtbus, maar ik heb een hekel aan nachtelijke ritten (ik doe geen oog dicht) en dus vlieg ik. De meeste binnenlandse- en Aziatische vluchten gaan via de luchthaven Don Muang (en dus niet via het nieuwere Suvarnabhumi, vergis je dus niet). In bijna alle hotels kan je een pick-up regelen en een minibusje loodst je in ongeveer een uur tijd doorheen het helse verkeer naar het vliegveld.
Een klein, tweemotorig propellervliegtuig (voor de geïnteresseerden: van het merk Bombardier, Canadese makelij) van NOK air klaart de klus in 75 minuten. De vlucht verloopt heel vlot maar bij de landing is er nogal wat turbulentie en wanneer het toestel, op een hoogte van nog amper duizend meter, plots in een luchtzak valt (zo eentje waarbij je eventjes loskomt van je zitje en ervaart wat het nut is van de veiligheidsgordel) gilt het halve vliegtuig in een soort van gemeenschappelijke doodsangst. Maar nog geen twee minuten later staan we veilig en wel op de landingsbaan en wordt het voorval weggelachen. Het wordt voor velen een stoer verhaal om vrienden en familie later mee te ‘entertainen’.
Ranong! Ik hou van Thaise provinciestadjes, en Ranong is een van mijn favorieten. Omdat het de vertrekplaats is voor de Robinsoneilanden Koh Phayam en Koh Chang Noi (niet te verwarren met het veel grotere Koh Chang aan de grens met Cambodja) is er een zekere toeristische infrastructuur terwijl de sfeer tegelijk zeer vriendelijk en gemoedelijk blijft. Bij aankomst op de luchthaven staan minibusjes te wachten om de passagiers naar hun verschillende bestemmingen te brengen.
Ik overnacht in het Rueangrat hotel, een vrij nieuw ding met propere ruime kamers, airco, tv, douche met warm water en erg behulpzaam personeel. Het is de €19 ruimschoots waard. Het hotel ligt aan het uiteinde van de gelijknamige straat. Rueangrat Road is de belangrijkste winkelstraat van de stad, aan de linkerkant van het hotel vind je alle winkels, aan de rechterkant is er een ruime keuze aan eetgelegenheden waarvan in sommigen live groepjes spelen. Het eten in Ranong is fantastisch lekker en uiterst betaalbaar. Blijf je er wat langer? Dan kan je de omgeving verkennen, er zijn warmwaterbronnen, watervallen en je kan zelfs een snorkeltrip boeken die je over de grens, richting Myanmar leidt. Of je kan natuurlijk gewoon doorreizen naar de eerder vermelde eilanden vlakbij.

Het eten in Ranong: fantastisch lekker en uiterst betaalbaar.
Op naar het fascinerende Koh Pra Thong.
Zelf reis ik verder naar Koh Phra Thong, een eiland dat zo weinig bekend is dat zelfs de meeste Thai er nog nooit van hoorden. Je geraakt er via de haven van Khura Buri, een stadje waar zo goed als niks te beleven valt. Khura Buri bereik je eenvoudig weg door de lijnbus te nemen richting Phuket. Vanuit het busstation van Ranong (transport naar dat busstation regel je via je hotel) zijn er twee lijndiensten, de ene is de verbinding Ranong-Krabi en de andere (die veel regelmatiger rijdt) is de verbinding Chumphon-Phuket. De prijs van een ticket is een kleine €3, de rit duurt een dikke twee uur en gaat over een goede weg en door een mooie omgeving. Het transport vanaf Khura Buri naar de pier kan op verschillende manieren. Je bestelt via je resort in Koh Phra Thong een pick-up of je regelt het zelf via een motortaxi. Die staan (soms) aan het busstation, als dat niet het geval is loop je terug naar de hoofdweg en je houdt er eentje tegen. Ze zijn te herkennen aan hun fluo hesjes. Reis je met veel bagage of met meerdere mensen, dan wandel je het best naar de hoofdweg, sla er links in, loop een meter of honderd en dan zie je het hotel resort Boon Piya. De vriendelijke eigenaar brengt je in zijn pick-up truck voor €8 naar de pier. Vandaar gaat het met de boot (hoe anders ☺) naar het eiland. Zo’n boot regel je het vlotst via je resort op het eiland maar het kan ook via het Boon Piya resort. Regel dit wel op voorhand, de bootjes varen enkel ‘op bestelling’. De trip kost 1.500 Baht (ongeveer €40) – voor de volledige boot – indien je met meerdere mensen bent deel je dus de kosten.
Je kan ook een en ander boeken via de website www.kohphrathong.com maar zij hebben een beperkt aanbod en wellicht ben je beter (goedkoper) af wanneer je rechtstreeks met het resort onderhandelt. Hoe je dit doet, vertel ik in mijn volgend verslag.
En op het bootje is het puur genieten, tijdens de vaart zie je met wat geluk – net buiten de haven aan de rechterkant – krab etende makaken op het strand en met héél veel geluk zie je een uiterst zeldzame Dugong (soort zeekoe) opduiken. Het is mijn geluksdag, ik spot beide.

Heerlijk uitzicht vanop het bootje op deze sloebers.
In een volgend verslag zal ik uitgebreid berichten over het eiland waar ik de volgende tien dagen verblijf: het fascinerende Koh Phra Thong.
Tot het volgend verslag,
Cheers,
Dit artikel werd geschreven door Frank Vermang:
Hij houdt van muziek, reizen en boeken. Drie hobby’s die hij niet alleen passief maar ook actief beoefent. Na bijna twintig jaar reizen door Zuidoost-Azië wil hij je graag laten meegenieten van deze nieuwe trip.
Wil je nog meer lezen? Dat kan: in 2014 verscheen zijn eerste boek: ‘DUBBE ::: Oostende – Rock&Roll’. Dit boek is helaas uitverkocht maar van zijn tweede boek ‘Blitzkrieg Rob’ (verscheen vorige zomer) zijn er nog een aantal exemplaren voorradig. Meer info en bestellen kan via de Facebook pagina.
Heb je zelf ook interesse om een leuke gastblog te schrijven voor Zuidoost-Azië Magazine? Neem dan contact op via dit formulier.
Leave a Reply
You must be logged in to post a comment.